De kanarie in de mijn

kanarie

kanarieDe kanarie in de mijn

Met alle nieuwe HF-energie uitstralende gadgets die we tegenwoordig hebben (draadloos internet, mobiele telefoons) groeit de angst die de straling op de lange duur voor onze gezondheid zal hebben. Tot nu toe zijn er geen negatieve effecten aangetoond, maar men zegt steevast dat er "meer onderzoek" noodzakelijk is omdat de tijd waarin we aan deze nieuwe type straling blootstaan, nog maar relatief kort is

 

Mijnwerkers namen vroeger altijd een kanarie in een kooitje mee in de mijnschachten. De vogel was erg gevoelig voor veranderingen in de lucht en het omvallen van de kanarie was een teken dat ze moesten maken dat ze wegkwamen.

Radio amateurs zijn zonder twijfel de grootste groep mensen met de hoogste blootstelling aan HF gedurende de langste tijd. Net als de kanaries in de mijnen kan het bestuderen van de gezondheid van radio amateurs in vergelijking met de doorsnee bevolking misschien informatie opleveren over de gevolgen van langdurige blootstelling aan sterke HF velden.

Dit idee was in de 80er jaren aanleiding voor Samuel Milham om de ziektebeelden van radio-amateurs te onderzoeken. Zijn onderzoek naar de overlijdensoorzaken van een relatief kleine groep amateurs uit Californie en Washington lieten een minimale relatie zien tussen het amateur zijn en een bepaalde vorm van leukemie., maar het onderzoek was veel te beperkt om een conclusie te kunnen trekken.

Maar de overlijdensoorzaken van radio amateurs zijn als informatiebron natuurlijk veel te waardevol om te laten liggen — een uitgebreider onderzoek onder amateurs zou een interessante bijdrage kunnen leveren aan de wetenschap met betrekking tot de algemene gezondheidstoestand van mensen. En daarom werd er rond het jaar 2000 door het Amerikaanse National Cancer Institute (NCI) — een van de National Institutes of Health (NIH) — een nieuw onderzoek gestart onder radio amateurs (Zie "Researcher Undertaking Epidemiological Study of Radio Amateurs").

De onderzoekers van het NCI bestudeerden 108.586 personen die in het bezit waren van een zendmachtiging en die op enig moment in California woonden tussen 1966-1995. De overlijdensgegevens van California, de National Death Index en de Social Security Administration overlijdensregistratie werden gebruikt om na te gaan welk van deze personen waren overleden, met als resultaat een studie van 1.734.930 manjaar.

De groep werd naar type machtiging onderverdeeld in subgroepen met in het achterhoofd dat hoe hoger de machtigingsklasse, hoe meer waarschijnlijk dat met actiever zou zijn in de radiowereld dan wel werkzaam zou zijn in de omroep- of elektronica wereld. Sterfgevallen werden vergeleken met die onder het gewone publiek, onderverdeeld in ziekten en het resultaat werd weergegeven als Standaard Overlijdens Verhouding of SOV's. Een SOV van 1.0 betekent dat de overlijdensoorzaak net zoveel voorkomt onder amateurs als onder "gewone" mensen. Een SOV van 2.0 betekent dat de test groep twee keer zoveel kans heeft aan een ziekte te overlijden als de gewone mens, en een SOV van 0.5houdt in dat de kans twee keer zo klein is om aan een bepaalde ziekte te overlijden.

Omdat dit statistische berekeningen zijn, wordt er tevens een 95 procent zekerheidsmarge berekend voor elke SOV. Dat betekent dat een SOV van 2.0 met een zekerheids marge van 1.0-3.0 betekent dat de test groep een twee maal zo hoge kans op overlijden lijkt te hebben als de gewone mens, maar dat de onzekerheid in de getallen zodanig is dat de SOV overal tussen 1 en 3 kan liggen. Zo'n resultaat wordt niet als statistisch relevant beschouwd omdat 1.0 binnen de 95% zekerheidslimiet ligt.

Het relevante resultaat van de eerste fase van de studie is als volgt:

  • Overlijden aan kanker: 0.79 (0.76-0.81) — Dit betekent een relevant resultaat waarbij radio amateurs minder kans hebben om te overlijden aan algemene kanker dan de rest van de bevolking.

  • Hersentumor: 1.14 (0.97-1.30) — Dit is een niet-relevant resultaat waarbij radio amateurs een licht verhoogde kans hebben om te overlijden aan een hersentumor dan de rest van de bevolking.

  • Leukemie: 0.89 (0.80-1.03) — Dit is een niet-relevant resultaat waarbij radio amateurs een iets verminderde kans lijken te hebben om aan wat voor type leukemie (bloedkanker) dan ook te overlijden dan de rest van de bevolking.

  • Chronisce Myelogene Leukemie: 1.2 (0.90-1.70) — Dit is een niet-relevant resultaat waarbij radio amateurs een licht verhoogde kans lijken te hebben om aan deze specifieke vorm van leukemie te overlijden dan de rest van de bevolking.

  • Ziekte van Hodgkin's: 1.3 (0.90-1.90) — Dit is een niet-relevant resultaat waarbij radio amateurs een licht verhoogde kans lijken te hebben om aan deze specifieke vorm van lymfekanker te overlijden dan de rest van de bevolking.

  • ALS (spierziekte): 1.21 (0.90-1.60) — Dit is een niet-relevant resultaat waarbij radio amateurs een licht verhoogde kans lijken te hebben om aan deze zenuw-slopende (letterlijk) ziekte te overlijden dan de rest van de bevolking.

  • keelkanker: 0.60 (0.40-0.80) — Dit is een relevant resultaat waarbij radio amateurs minder kans hebben om te overlijden aan deze meestal aan roken gerelateerde ziekte dan de rest van de bevolking.

  • Longkanker: 0.65 (0.61-0.69) — Dit is een relevant resultaat waarbij radio amateurs minder kans hebben om te overlijden aan deze eveneens meestal aan roken gerelateerde ziekte dan de rest van de bevolking.

Als je naar de cijfers kijkt zonder op de statistische onzekerheden te letten, zie je dat amateurs voor vier ziektes meer kans hebben om daaraan te overlijden dan de gewone bevolking. Daarentegen zijn er vier ziektes waarbij amateurs veel minder kans hebben om daaraan te overlijden; maar met de statistische onzekerheden meegerekend zijn de verhoogde risico's allemaal niet relevant terwijl drie van de vier verlaagde risico's dat wel zijn.

Net als bij de studie van Milham is de studie van het NCI nogal basic. Het let niet op andere factoren waardoor een ziekte veroorzaakt zou kunnen zijn, bijvoorbeeld of de amateur een roker was, de algemene gezondheidstoestand van de amateur in kwestie, gewicht, lichaamsbeweging, erfelijke ziektes en beroepsgerelateerde invloeden (denk aan werken met asbest). Bovendien onderzocht geen van de studies de hoeveelheid HF waaraan elke onderzochte amateur blootgesteld was. Waren het QRP of QRO operators, UHF of VLF gebruikers, gebruikte hij een binnenhuisspietje of een antenne in een mast van 30 meter?

Net zo goed dat het onlogisch is dat het feit dat je radio amateur bent, je daardoor beter beschermd ben tegen keelkanker, longkanker of algemene vormen van kanker, betekenen de bovenstaande resultaten ook niet dat je als radio amateur weer meer kans hebt op een hersentumor, leukemie, ziekte van Hodgkin's of ALS. Wat wel duidelijk is, is dat we niet als gevolg van onze hobby dood neervallen.

Dit soort studies kosten een berg geld. En met bovenstaande resultaten is het onwaarschijnlijk dat meer geld vrijgemaakt gaat worden voor een vervolgstudie. Daarvoor zijn SOV's van 5.0 of meer nodig om dat te rechtvaardigen.

De onderzoekers van het NCI gaan wel door met het onderverdelen van de onderzoeksresultaten die ze tot nu toe al verzameld hebben. Ze gebruiken de nieuwste statistische technieken om te proberen meer conclusies aan de gegevens te kunnen verbinden. Met de gegevens die er nu zijn is er geen reden de mijn te ontvluchten.

En wij als amateurs kunnen er trots op zijn dat de ervaringen met onze hobby de wetenschappers van waardevolle informatie voorzien die direct aan het grote publiek ten goede komt. We zijn de kanaries in de mijn…