Zendamateurs, de laatste der Mohikanen…
Afgelopen zaterdag stond er een paginavullend artikel over onze hobby in de Telegraaf.
Veel leesplezier toegewenst
(met dank aan Willem, PD0PYL en Jan, PD0NLR voor het toesturen)
Dick PE1RZJ
In deze wilde tijden van snelle digitale communicatie, satellieten en hightech mobieltjes blijft de klassieke zendamateur als een onuitroeibaar fenomeen overeind. Dan hebben we het niet over de bakkies of etherpiraten. We hebben het over gebrevetteerde zendamateurs, die vaak zelf hun apparatuur bouwen, zware examens hebben afgelegd en door de overheid gemachtigd zijn. Het zijn (meestal) serieuze mannen die avond aan avond uiterst geconcentreerd achter hun zender/ ontvanger zitten. Ze hebben contacten over de hele wereld met slechts een draadje als antenne. Door sommigen als fossielen afgedaan, maar de waarheid is anders. Sterker nog: tijdens rampen zijn ze onze enige redding! Het ministerie van Economische Zaken heeft per dit jaar de jaarlijkse contributie voor zendamateurs afgeschaft.
„Mijn seinsleutel, daar kan geen computer tegenop"
ZENDAMATEURS, de laatste der Mohikanen
Leven met een draadje
Vanuit het bejaardenhuis heeft 93-jarige Michel Peekel contact met de hele wereld
MAASEIK, zaterdag
Zijn 93-jarige leven hangt aan een draadje. Letterlijk. Michel Peekel wijst uit het raam van zijn bejaardenwoning. Vanuit de kamer loopt een dunne koperdraad naar een boom van de buren. „Vijfentwintig meter." Terwijl hij een hand liefdevol op zijn 200 watt sterke zender/ontvanger legt: „Zo heb ik de hele wereld in mijn zak. Dat is de magie van deze hobby."
Of hij met zijn call-sign PA0CC de oudste zendamateur in ons land is, durft hij met misplaatste bescheidenheid niet toe te geven, want daar is nog nooit onderzoek naar gedaan. Peekel houdt namelijk van bewijzen en dan vooral bewijzen van andere zendamateurs met wie hij internationaal morsecontact heeft. Boven zijn eenpersoonsbed hangen de trofeeën, in het zendersjargon QSLkaarten. „Aan praatjes heb je niets. Je kunt wel zeggen dat je iemand uit Amerika aan de lijn hebt gehad, maar is dat ook zo? Daarom zijn die kaarten er. We sturen ze naar elkaar op als het contact is geweest." De levenslustige man haalt zo'n belangrijk bewijs tevoorschijn. „Kijk van Malcom Keith Johnson, VK6LC uit Mount Richon. Australië! We hadden op 26 november vorig jaar contact."
Michel Peekel is niet wat je noemt een oude versleten man die de resten van zijn leven wegdommelt in een bejaardenhuis. Bij binnenkomst weet hij wie ik ben en wat ik doe. „U bent gegoogeld meneer. Natuurlijk maak ik gebruik van de computer, vooral als informatiebron, maar de zender/ontvanger blijft voor mij veel belangrijker. Je hangt een draad op en je hebt – geheel gratis – contact met Noren, Amerikanen of gewoon ook landgenoten met wie je vaker een beter contact hebt. Je informeert naar elkaar, naar de vrouw, de ziekte, het geluk. Allemaal via morsetekens hoor. Aan praten doe ik niet. De sociale sleutel is mijn seinsleutel. Daar kan geen computer tegenop. Veel te kwetsbaar."
Telefooncentrale
De overstap naar een bejaardentehuis houdt meestal in dat bijvoorbeeld de kanariepiet wordt opdoekt en de hond naar een asiel moet. Zo raken mensen veel kwijt, vaak ruimtevergende hobby's. In het geval Peekel lag het anders. Toen hij twee jaar geleden in dit tehuis kwam, moedigde de directie hem júíst aan om vooral door te gaan met zijn liefde voor de ether. De technische dienst hielp op alle fronten mee. Er ging in het begin wel iets mis. De telefooncentrale van het tehuis raakte volledig in de war. Niemand wist waarom. „Ik zond toen soms uit op een golflengte van honderdzestig meter, die ligt in de buurt van de zogeheten visserijband. Het bleek dat onze telefooncentrale daar niet zo goed tegen kon."
„Ik ben de leiding van dit tehuis zeer dankbaar voor de flexibiliteit." Met een verfijnde glimlach: „Deze hobby verlengt mijn leven."
In dat lange leven gaat hij terug naar 1914, toen hij als tienjarig jongetje naar de mysterieuze morsetekens op de radio luisterde, het was Radio Scheveningen die contact had met schepen. Van een oom kreeg ik een boekje met morsecodes, ik oefende met mijn broer Christiaan, ieder aan het einde van de eettafel. „Op een gegeven moment mochten we op zaterdagavonden de buis uit de radio van mijn vader lenen. Het was de kern voor de zender die we zelf hadden gebouwd. Zelf een lamp van bijna vier gulden kopen zat er met mijn wekelijkse zakgeld van tien cent niet in."
Geheel tegen zijn zin werd hij vertegenwoordiger in kousen, sokken en tricotages. De liefde voor de telegrafie bleef. Peekel haalde met zelfstudie eerst zijn examen zendamateur en daarna die van radiotelegrafist. „In 1937 werd ik aangenomen bij de militaire Radiodienst op Soesterberg. Ik was er hartstikke trots op, maar niet veel later brak de oorlog uit en verloor ik mijn baantje. Ik heb, voor de Duitsers onze voorraden inpikten, nog wel wat seinsleutels en zendlampen achterovergedrukt en aan de ondergrondse doorgesluisd." Hij lacht wat bitter: „Die apparatuur mocht ik na de oorlog terugkopen." In de verte klinken wat morsetonen. Peekel draait aan de volumeknop. „Ah een Noor. LA1AD. De verbinding is wat slecht. We zitten in een periode met magere zonnevlekken. Daardoor zijn bepaalde lagen in de atmosfeer niet goed." Verzuchtend probeert hij uit te leggen hoe het in hemelsnaam kan dat golven zover reiken. Met een milde glimlach geeft hij het betoog over frequenties op. Peekels parels voor de zwijnen…
Spiegel
Hoogleraar elektronica aan de TU Delft, Klaas Robers, is zelf een fervent zendamateur. Als goed docent legt hij binnen tien minuten uit hoe het allemaal werkt. „Helemaal boven in de lucht, en dat begint bij zo'n honderdvijftig kilometer boven de aarde en eindigt rond de duizend kilometer, is de lucht ijl en elektrisch geladen. Die lagen, de zogenaamde Heaviside lagen, waarbij de belangrijkste op vijfhonderd kilometer ligt, reflecteren radiogolven, vooral de langere golven van tien tot honderd meter lang. Die reflectielagen krommen met de aarde mee. Een prachtige, effectieve spiegel dus, waardoor radiosignalen duizenden kilometers kunnen afleggen."
Uh, meneer Peekel had het over slechte zonnevlekken…
De goedlachse academicus zegt: „Dat klopt. De zon heeft grote invloed op de kwaliteit van die lagen. Ze worden geioniseerd door uv-stralen uit het zonlicht. Of er constanten zijn? Ja en nee. Dat maakt deze hobby zo leuk. Het ene „Mijn moment heb je goed contact en een dag later is het knudde. De lagen bewegen ten opzichte van elkaar. Een constante? De zonneactiviteit wisselt inderdaad iedere elf jaar. We zitten nu, vijfenhalf jaar na het hoogtepunt, op het dieptepunt en dat merken de zendamateurs. De kwaliteit is momenteel niet zo goed, maar wordt natuurlijk weer beter."
In Museum Jan Corver te Budel, het walhalla voor de radiozendamateur, ontmoeten we Cor Moerman (70). Hier leren we dat het legale zendamateurisme in ons land sinds 1929 bestaat. Hij hecht er belang aan om de etherridders te onderscheiden. „Het is een soort kastensysteem. Je hebt de etherpiraten, zoals Veronica ooit begon. Vooral actief in de FM-omroepband of de televisieband. Je hebt de 27MHz-jongens met een golflengte rond de elf meter en een bereik van zo'n veertig tot vijftig kilometer. Zij waren altijd illegaal, maar sinds 1975 mogen ze uitzenden met goedgekeurde apparatuur, die ze kopen. En je hebt de legale zendamateurs, waartoe ikzelf ook behoor. Zij maken vaak hun eigen zender/ ontvanger en zijn goed opgeleid. Sommigen morsen nog, velen hebben contact via de microfoon. Hun aantal neemt af. Zo'n vijf jaar geleden zaten we in dit land, met twintigduizend amateurs, op onze top. Nu zitten we op dertienduizend. We hebben twee verenigingen, die elkaar vroeger soms in de weg zaten: de VERON en de VRZA. Ze overwegen nu zelfs weer samenwerking om de krachten en leden te bundelen."
Verboden
Nu we toch in een museum zijn: hoelang beheersen we in de Lage Landen het internationale ethertrucje? Het antwoord wordt uit een boek getoverd. „Henk Jesse uit Leiden is de eerste die in de nacht van 27 op 28 december 1924 contact legde met Amerika. Zenders bouwen was, zeker vanwege de kosten, toen echt iets voor de elite en bovendien erg verboden. De rechter kwam eraan te pas, die was zo onder de indruk dat verdere strafvervolging voor Jesse uitbleef."
Of de laatste radiodinosauriers nu uitsterven? „Ik weet het niet. Onze generatie heeft de opkomst van de radio, zwartwittelevisie en stereo meegemaakt. Dat waren aangrijpende momenten die we koesteren. Voor jongeren is het allemaal vanzelfsprekend. De magie van de radio is inderdaad weg."
Volgens professor Robers gloort er hoop aan de horizon. „Het aantal zal teruglopen. Als je met elkaar wilt praten, kun je nu inderdaad veel makkelijker naar de telefoon of gsm grijpen. Maar uit de hoek van experimenterende jongeren verwacht ik veel. In de afgelopen twintig jaar heb ik, puur omdat ik het leuk vond, een aantal malen een 'schoolklasje' gehad met jongens in de leeftijdscategorie van veertien tot negentien jaar om ze op te leiden tot het examen van zendamateur. Bijna allemaal kiezen ze voor een hbo of wo-studie in techniek, vaak elektronica. Van de zaken die ze geleerd hebben als zendamateur hebben zij tijdens de studie veel plezier. Vaak groeien ze uit, meer dan collega-studenten, tot zeer waardevolle ingenieurs, die problemen oppakken waar anderen niet aan durven te beginnen."
„En ja, de klassieke zendamateurs hebben een maatschappelijke relevantie, zeker tijdens rampen zijn zij van levensbelang. Na de tsunami en na de orkaanramp in New Orleans waren alle huidige communicatie middelen niet effectief. Gsm-verkeer liep vast en palen waren afgebroken. Satellietverbindingen? Dat zijn ingewikkelde technieken, vaak niet voorhanden en zeer afhankelijk van stroom, die in rampsituaties soms niet voorhanden is. Wat is er nu mooier dan wereldwijd contact te hebben, helemaal onafhankelijk. En slechts met een bron die niet meer energie kost dan een gloeilamp!"
Eén gedachte over “Zendamateurs, de laatste der Mohikanen…”
Reacties zijn gesloten.