Otters en zenders

otter

otterOtters en zenders

Vandaag ontving ik van Ron PA2RF een stukje wat ooit door media-bioloog Midas Dekkers geschreven is. De meesten van ons zullen hem wel kennen van zijn extreme uitspraken die onveranderlijk de harde wetten van de natuur als basis hebben. In dit stukje waagt hij het een zijsprong te maken naar de radiotechniek. Dat levert een vermakelijk stukje proza op.

 

Waar vind je nog een otter zonder zendertje?

De Mexicaanse hond. Ik had een radio, die werkte nog op meters. Op 298 meter liet hij Hilversum 1 horen, Hilversum 2 was ruim honderd meter langer. Een derde Hilversum zat er niet in, die heette nog gewoon Radio Luxemburg. Op alle andere afstanden trof je louter uitzendingen voor buitenlanders, met daartussendoor een ijselijk hoog gejank: de Mexicaanse hond.
Er zaten op mijn radio ook zenders die je nooit meer hoort. Ze zenden nog wel uit, maar er is niemand die er nog naar luistert. Omdat ze op de lange golf zitten. Dat is de golf van weleer. Hoe langer de golf, dachten ze vroeger, des te verder kom je ermee. Dat is niet zo’n gek idee. In het dagelijkse leven zijn het ook de geluiden met een grotere golflengte die ver reiken. Grotere golflengten horen bij lage geluiden. Terwijl de hoge, kortgolvige geluiden van de zanger en zijn gitaar op je ramen en gordijnen afketsen, dreunen de bassen van je buurman z’n versterker dwars door muren en funderingen. Herten maken elk jaar grif gebruik van dit principe. In de bronsttijd burlen de mannetjes diep en doordringend, met lange geluidsgolven die zich moeiteloos om bomen en pannenkoekenhuizen heen plooien. Luid bassen de onzedelijke voorstellen van het plaatshert over de Veluwe, tot ver over de rasters en roosters, de hekken en heiningen, het prikkeldraad en de verbodsborden. Olifanten zijn nog beter in het lange-afstands-verkeer. Zij gebruiken geluiden om over tientallen kilometers met elkaar in contact te blijven.

Voor het lange-golfverkeer werd in de jaren 20 een tempel gebouwd op de Veluwe: Radio Kootwijk, met een park vol met majestueuze antennes. Herten en olifanten moesten hun meerdere erkennen; vanuit Kootwijk wist men zelfs Bandoeng te bereiken. De langste golven wisten waarlijk het verst te komen. Toch zou het niet lang duren voor juist op korte golven werd overgeschakeld. Die kwamen aanmerkelijk frisser in Bandoeng aan dan die lange slome. Het was een wonder. Maar wonderen wennen.

Communicatiesatellieten maakten Radio Kootwijk overbodig; het prachtige antennewoud werd gerooid als een kerstbomenakker in november. Wie heeft er nog een zendstation nodig? Met zijn mobieltje is iedereen tegenwoordig zijn eigen kleine zendgemachtigde. Neerlands stem weerklinkt vandaag de dag uit honderdduizenden elektronische keeltjes. Maar nu wreekt zich het gebruik van korte golven. Lang voor die bij hun satelliet zijn, zijn ze al tegen een boom afgeketst, tegen een dak of een ekster of een boswachter. Om hun boodschap naar boven door te geven, verschijnen overal gsm-antennes, noodzakelijkerwijs op de meest in het oog springende plaatsen. Een doorgeschoten bos roestvrijstalen schaamhaar maakt het land te schande. Zeurderig als het impotente gehuil van een horde Mexicaanse honden daalt andermans gezeik uit de satellieten op me neer.

En nu voorzien de onderzoekers ook de vogels en de vossen en de vissen nog van mobieltjes. Waar vind je nog een otter zonder zender in zijn buik? Heel de natuur is geëlektrificeerd. Te voet, met autootjes en zelfs per vliegtuig worden de radiodieren gevolgd. Met spanning wacht men af wat ze te zeggen hebben, maar het enige wat de zender te melden heeft, is steeds maar weer het “hier ben ik”. Het is en blijft een mobieltje.